Distributie tijdens de oorlog in Valkenswaard en Waalre
Distributiekring 250 en de strijd tegen de schaarste
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de gemeenten Valkenswaard en Waalre onderdeel van Distributiekring 250, met als hoofdkantoor het distributiekantoor in Valkenswaard. In een tijd van schaarste, tekorten en strenge controle op de voedselvoorziening, was dit kantoor een onmisbare schakel in het dagelijks leven van duizenden burgers. Het was het centrum van een zorgvuldig opgezet systeem dat tot ver na de oorlog in werking bleef.
Een streng gecontroleerd systeem
Vanaf 1939 werd in Nederland het distributiestelsel ingevoerd, aanvankelijk vanwege de oorlogsdreiging, maar tijdens de bezetting werd het verder aangescherpt. Om goederen eerlijk te verdelen, kregen burgers distributiestamkaarten en later ook bonkaarten, waarmee zij voedsel en andere schaarse producten konden verkrijgen. Zonder bonnen kon je simpelweg niets kopen — zelfs als het product in de winkel lag.
Distributiekring 250 werd centraal gecoördineerd vanuit het hoofdkantoor in Valkenswaard, waar stamkaarten werden gedrukt, bonnen werden verdeeld en administratie werd bijgehouden. Vanuit daar werden de bonnen vervolgens verspreid naar uitgiftepunten in de omliggende gemeenten, waaronder Waalre, Aalst, Riethoven en Dommelen. Elk dorp had doorgaans een gemeenteambtenaar of daarvoor aangestelde medewerker die de bonnen beheerde en uitdeelde aan de lokale bevolking.
Het belang van het persoonsbewijs
Een cruciaal onderdeel van het distributiesysteem was het persoonsbewijs — een verplichte identiteitskaart die vanaf januari 1941 werd ingevoerd. Wie een tweede distributiestamkaart wilde verkrijgen (bijvoorbeeld door verlies, verhuizing of bij het bereiken van een nieuwe leeftijdscategorie), moest zijn persoonsbewijs tonen.
Het persoonsbewijs bevatte een pasfoto, vingerafdruk en handtekening en was voorzien van officiële stempels. Hiermee kon de overheid precies controleren wie welke bonnen kreeg. Deze controle was ook bedoeld om te voorkomen dat onderduikers, verzetsmensen of ‘illegale’ burgers bonkaarten konden ontvangen. In de praktijk gebeurde dit toch via vervalsing of overvallen op distributiekantoren, zoals de overval op het kantoor in Valkenswaard op 3 april 1944, waarbij honderden kaarten in handen van het verzet vielen.
Schaarste op alle fronten
De distributie beperkte zich niet tot voedsel. Er was een ernstig tekort aan vrijwel alle denkbare producten:
Metaal: Klokken, hekken, potten en pannen — alles werd gevorderd of ingeleverd voor de oorlogsindustrie.
Fietsbanden: Door het wegvallen van rubberimporten werden fietsbanden vrijwel onvindbaar. Mensen reden op houten wielen, of droegen hun fiets.
Kleding en schoenen: Stoffen waren schaars. Kleding werd eindeloos versteld, hergebruikt of omgenaaid. Voor schoenen werden houten zolen of lapmiddelen gebruikt.
Brandstof: Kolen en olie waren vrijwel niet te krijgen. Men stookte op takken of turf, als dat er al was.
Zeep en verzorgingsmiddelen: Mensen gebruikten zelfgemaakte of sterk verdunde zeep. Tandpasta en shampoo waren luxe.
De zwarte handel en het verzet
Het rigide systeem leidde tot een groeiende zwarte handel, waarin bonnen, producten of zelfs hele kaarten werden verhandeld, nagemaakt of gestolen. Verzet en onderduik konden niet zonder illegale distributie. Verzetsgroepen organiseerden vervalsingen of regelden bonnen via infiltranten bij de distributiekantoren. De overval in Valkenswaard is daarvan een sprekend voorbeeld.
Meer info over de overval: LINK
Na de oorlog
Na de bevrijding in september 1944 bleef het systeem nog jarenlang bestaan. De tekorten verdwenen niet van de ene op de andere dag, en er was tijd nodig voor de wederopbouw van productie en transport. Pas in 1952 werd het distributiestelsel officieel afgeschaft, meer dan zeven jaar na het einde van de oorlog in Nederland.