Arbeitseinsatz
De Arbeitseinsatz (Arbeidsinzet) was de Duitse naam voor dwangarbeid. Deze historische term heeft met name betrekking op de periode van het Derde Rijk onder de nazi’s, van 1933-1945.
Vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Arbeitseinsatz vooral gebruikt om buitenlandse arbeiders (Fremdarbeiter), afkomstig uit de bezette gebieden in te zetten binnen de Duitse oorlogsindustrie. In het tijdvak van 1938 tot 1945 zetten de nazi’s ongeveer 7,7 miljoen buitenlandse personen in die als dwangarbeider in Duitsland moesten werken. Uiteindelijk betrof dit aantal ongeveer de helft van al het personeel dat gedurende de oorlogsjaren in de Duitse wapen- en munitie-industrie werkzaam was.
Al vóór de officiële afkondiging in mei 1943 werkten er al Nederlandse arbeiders in Duitsland. Nederlandse werklozen waren, zoals al voor de oorlog praktijk was, verplicht om werk in Duitsland aan te nemen als ze steun of een uitkering ontvingen.
In februari 1941 liet Rijkscommissaris van Nederland Arthur Seyss-Inquart van zich horen. Hij gaf een verordening uit, waarin Gewestelijke Arbeidsbureaus verplicht konden worden om, als de nazi’s dat wensten, binnen bezet Nederland gedurende een nader vast te stellen periode werkzaamheden voor de Duitsers uit te voeren.
In mei 1943 werd de algemene Arbeitseinsatz in het bezette Nederland afgekondigd, nadat incidenteel al eerder groepen mensen waren opgeroepen voor een arbeidskeuring.
In mei 1943 kregen alle jongemannen tussen de achttien tot vijfendertig jaar een oproep om zich te melden voor de Arbeidsinzet. De resultaten voor de nazi’s waren mager. Veel Nederlandse mannen doken onder of probeerden een vrijstelling te regelen via een keuringsarts of politiek invloedrijk persoon.
De verplichte algemene Arbeidsinzet vanaf mei 1943 leverde in eerste instantie maar beperkt resultaat op. Hierop besloten de Duitsers om de leeftijdscategorie te verruimen naar zeventien tot veertig jaar. Ook werden er razzia’s gehouden waarbij mensen opgepakt werden die daarna in Duitsland tewerkgesteld werden.
In totaal wisten de nazi’s van de ongeveer anderhalf miljoen Nederlanders die richting Duitsland zouden moeten gaan voor dwangarbeid, niet meer dan een derde te regelen, dus ongeveer een half miljoen arbeiders.
Een belangrijk gevolg van de Arbeitseinsatz was dat veel Nederlandse gezinnen ontwricht raakten. Veel mannen doken onder of verdwenen naar Duitsland, wat uiteraard een belasting vormde voor de betreffende gezinnen.
Verder zijn ook veel Fremdarbeiter in Duitsland overleden. Met name wapen- en munitiefabrieken waren geliefde doelwitten van de geallieerden en kregen relatief veel bombardementen te verduren. Ook braken er in de werkkampen geregeld ziektes uit. Dit samen heeft duizenden in Duitsland werkzame dwangarbeiders het leven gekost.
In onze regio bevonden zich nogal veel sigarenmakers. Door de slechte aanvoer van tabak gedurende de oorlog, waren er veel sigarenmakers overbodig. Voor de Duitsers was dit dus een gewilde doelgroep om in te zetten voor hun oorlogsindustrie. Veel mensen uit Valkenswaard belande in de munitie fabrieken in het Duitse Obendorf.
Landbouwers waren wel hard nodig om de lokale bevolking en de bezetter van voedsel te voorzien. Sommige sigarenmakers wisten dan ook de Arbeitseinsatz te ontkomen door in hun persoonsbewijs hun beroep te laten veranderen.
Duitse oproep om te melden. (Source: Collectie Stichting)
Arbeitseinzats Ausweis van de heer Peels die net als vele andere uit Valkenswaard te werk gesteld was in Oberndorf, Duitsland. (Source: Collectie Stichting via Fam. Peels)
Persoonsbewijs van de heer van de Meerakker uit Waalre. Op het persoonsbewijs is het beroep verandert van sigarenmaker in Landbouwer. Dit kon ervoor zorgen dat men zich niet hoefde te melden voor de Arbeitseinzats omdat landbouwers benodigd waren. (Source: Collectie Stichting Waalres Erfgoed)