Burgemeesters van Waalre in oorlogstijd.
Toen de Duitsers op 12 mei 1940 Waalre binnentrokken, gingen ze direct richting het gemeentehuis. Op dat moment was de heer Franciscus Theodorus Hubertus Uijen burgemeester van Waalre. Hij bekleedde deze functie al sinds 1931. Tijdens de bezettingsperiode kreeg de heer Uijen steeds meer moeite met de maatregelen die hij van de Duitse bezetter opgelegd kreeg. Maar als burgemeester probeerde hij de belangen van zijn inwoners zo goed mogelijk te behartigen, zonder daarbij de Duitse bezetter tegen zich in het harnas te jagen.

Burgemeester Franciscus Theodorus Hubertus Uijen (Bron: Waalres Erfgoed)
Er wordt gezegd dat hij in het geheim soms waarschuwingen zou hebben laten lekken over mensen die gezocht werden voor de Arbeidseinsatz, zodat zij tijdig konden onderduiken.
In maart 1943, na twaalf jaar in functie te zijn geweest, liet hij per brief weten dat hij op 14 april de leeftijd van 65 jaar zou bereiken en van plan was om op 11 mei 1943, aan het einde van zijn ambtstermijn, met pensioen te gaan. In een brief van 17 februari 1943 legde de heer Uijen uit waarom hij tot dit besluit was gekomen:
GEMEENTE WAALRE
WAALRE, 17 Februari 1943.
Bij den aanvang der bezetting van ons vaderland hebben de Nederlandsche Magistraten en Bestuurders zich bereid getoond tot loyale samenwerking met de bezettende macht in de overtuiging zodoende het welbegrepen belang van Nederland en de Nederlandsche bevolking het beste te zullen behartigen. Ook ik heb van stonde af aan in het voetspoor onzer collega burgemeesters dezelfde gedragslijn gevolgd en hoewel het dikwijls lang niet makkelijk was den juisten weg te vinden meen ik toch dat het mij gelukt is mijn taak te vervullen zonder in conflict te komen met eer, geweten en nationalen plicht. Het wordt echter met den dag moeilijker bemoeiingen welke gevraagd worden voor de arbeidsbemiddeling naar Duitschland hebben geleidelijk een zodanig karakter aangenomen dat het moeilijk wordt het woord bemiddelen anders dan tussen aanhalingstekens te lezen. Herhaaldelijk immers heeft men getuige kunnen zijn van het onzegbare leed en de stomme angst in de ogen van mannen en vrouwen, wanneer hun zoon of echtgenoot, aanzegging kreeg dat hij naar Duitschland moest gaan werken, omdat de sancties van dien aard zijn dat hier van vrijheid zelfs geen schijn meer aanwezig is. Toen kwam uw circulaire van 16 Januari 1943 nr.2447/G waarin ons werd opgedragen al het gemeentepersoneel op te geven, zulks – zoals uit den zinder circulaire blijkt – voor uitzending naar Duitschland. Thans zie ik mij genoodzaakt U.H.E.G. mede te delen, dat hier voor mijn geweten en mijn eer en plicht als Nederlander de uiterste grens bereikt is. Het gaat hier niet om het uitzenden van werklozen, die ten laste van de openbare kas komen, noch om veroordeelden, maar om menschen die in dienstbetrekking zijn en niets gedaan hebben wat hun de straf van vrijheidsbeneming en gedwongen uitzending na den vreemde mag doen opleggen. op ons, Nederlandsche burgemeesters, is de plicht gelegd te waken voor de handhaving van de openbare orde en rust, maar deze openbare orde en rust zijn onmogelijk te handhaven wanneer de bezettende macht zich dergelijke maatregelen veroorlooft. lk zie mij derhalve genoodzaakt U.H.E.G. mede te delen dat ik mijn ambt niet langer zal kunnen blijven waarnemen, wanneer deze en dergelijke maatregelen, die de openbare orde ernstig in gevaar brengen, zich in de toekomst zouden herhalen.
De Burgemeester van Waalre
Op 29 juni 1943 stuurt de Commissaris van de provincie Noord-Brabant, Augustinus Bernardus Gijsbertus Maria van Rijckevorsel, een brief naar de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken, mr. dr. K.J. (Karel) Frederiks, waarin hij een lijst met tien kandidaten voor de vacature bijvoegt. Van deze tien personen beveelt de commissaris de heer Antoon Coolen uit Waalre aan voor de functie. In de brief schrijft hij dat de letterkundige uit Waalre een begenadigd spreker is met een sterk sociaal gevoel. Verder benadrukt hij de bekendheid van het werk van de heer Coolen, zowel nationaal als internationaal, en dat hij is onderscheiden met de gouden medaille van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant.


Augustinus Bernardus Mr.dr. K.J. (Karel) Frederiks (Bron: Wikipedia)
Gijsbertus Maria
van Rijckevorsel(Bron: Wikipedia)
Antoon Franciscus Coolen was een begenadigd en gevierd schrijver, die zich in 1938 in Waalre had gevestigd. Zijn werk was in vele talen vertaald en ook in Duitsland genoot hij grote bekendheid. De Duitsers hebben meerdere malen geprobeerd Antoon voor hun zaak te winnen, maar hij heeft altijd geweigerd. Hij weigerde ook om lid te worden van de in 1941 opgerichte Nederlandse Cultuurkamer. Hierdoor raakte hij steeds meer in ongenade bij de Duitse bezetter.
De griffier der Staten van Noord-Brabant, de heer Vincent Cleerdin, wees de heer Coolen op de vacature van burgemeester van Waalre en wist hem over te halen om te solliciteren. Antoon Coolen schreef hier later zelf het volgende over:
‘Toen in 1943 burgemeester Uyen met pensioen ging, ontbood de griffier mij naar Den Bosch en besprak met mij het feit dat het ogenblik voor de sollicitatie was aangebroken. Hij drong erop aan dat ik zou solliciteren, omdat het voor het dorp beter zou zijn dat niet een N.S.B.’er er de heengegane burgemeester zou opvolgen. Ik heb me tot een sollicitatie bereid verklaard onder uitdrukkelijk voorbehoud dat ik geen enkele concessie tegenover de Duitsers zou doen, een opvatting waarmee Cleerdin het volkomen eens was. Ten overvloede heb ik tevoren nog overleg gepleegd met Van Duinkerken, met wie ik in het geestelijk verzet één lijn trok, en met Lou Lichtveld, die een vooraanstaande plaats innam in de Amsterdamse illegaliteit. Beiden waren het met de sollicitatie eens. Ik heb toen gesolliciteerd en de gemeentesecretaris van Waalre in kennis gesteld. Na een onderhoud met de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken, dhr. Frederiks, ben ik benoemd en heeft Frederiks het benoemingsbesluit ondertekend. Ook Frederiks heb ik mijn voorbehoud, dat ik tot geen enkele concessie tegenover de Duitsers bereid was, meegedeeld en de heer Frederiks vond dit juist. Bij de Beauftragte, de heer Tiel, ontboden, stelde deze mij de vraag of ik bereid was de gemeente in de geest der nieuwe orde te besturen. Deze vraag heb ik ontkennend beantwoord. Zijn vraag hoe ik tegenover de Duitse bestuursmaatregelen stond heb ik beantwoord, dat ik ze uit zou voeren in zoverre ze in overeenstemming waren met de Nederlandse belangen, zodat ik uitvoering zou weigeren indien ze daarmee in strijd waren. De vraag of ik geloofde aan de Duitse overwinning heb ik ontkennend beantwoord, waarop hij heftig zijn eigen geloof in die overwinning beleed. De vraag of ik in de Duitsers de vriend of de bezetter zag, heb ik beantwoord met de mededeling dat ik in de Duitsers de bezetter zag en zelfs de harde bezetter. Waarop hij me zei dat de Duitsers genoodzaakt waren hard te zijn tegen hen die in hen de bezetter zagen. Tenslotte verweet hij mij dat ik in het enig mogelijke alternatief, nationaalsocialisme of bolsjewisme, het bolsjewisme koos, en liet me uit met de opmerking dat ik wel zou begrijpen dat het onderhoud vruchteloos was geweest. Ik ben dan ook niet benoemd.’


Antoon Franciscus Coolen Vincent F.L.W. Cleerdin
(Bron: Wikipedia) (Bron: Bosche Enceclopedie)
Ondanks de brief met sollicitanten en de aanbeveling voor de heer Coolen, verschijnt op 28 juli 1943 een brief van het bureau van de Reichskommissar für die besetzten Niederländischen Gebiete. In deze brief wordt vermeld dat de voormalige Oberleutnant R.H. Schregardus uit Breda-Dorst in aanmerking dient te komen voor de functie van burgemeester van Waalre. Hij zou jarenlange militaire ervaring hebben en sinds 1942 werkzaam zijn bij de gemeentelijke administratie van Roosendaal. De brief wordt afgesloten met de mededeling dat, indien er binnen vier weken geen tegenspraak komt, men ervan uitgaat dat men instemt met deze voordracht.
Op 4 augustus 1943 schrijft de heer Schregardus een kort briefje aan de secretaris-generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken, waarin hij aangeeft graag in aanmerking te willen komen voor de functie van burgemeester van Waalre. Hij ondertekent het briefje met een adres uit Breda-Dorst. De brief is echter niet onderbouwd, zoals de motivatiebrieven van de andere kandidaten.
Ondertussen blijft de commissaris van Noord-Brabant niet stilzitten en stuurt hij verschillende brieven om meer informatie over de heer Schregardus te verkrijgen. Uit navraag bij de burgemeester van Breda blijkt dat Schregardus daar niet woont; men verwijst naar Oosterhout. Ook de gemeente Oosterhout geeft aan dat hij daar niet woont en verwijst door naar de gemeente Nieuw-Ginneken. De commissaris vreest hierdoor dat hij niet binnen de gestelde vier weken voldoende informatie over de heer Schregardus kan verzamelen om tijdig te reageren op de deadline.
Het kantongerecht van Breda meldt dat zij geen bewijs kunnen leveren waaruit blijkt dat de heer Schregardus geschikt is voor de functie van burgemeester. Op 18 augustus 1943 laat de officier van justitie te Breda weten de heer Schregardus niet persoonlijk te kennen, maar hij kan wel melden dat Schregardus, na dienst in het leger in Indië, als inspecteur voor een Zwitserse levensverzekeringsmaatschappij in Zürich heeft gewerkt. Dit bedrijf zou bereid zijn inlichtingen te verstrekken over het feit dat de heer Schregardus niet betrouwbaar is. Op dat moment zou hij werkzaam zijn op het vliegveld Rijen en belast zijn met de aankoop van planten en camouflage. Verder had hij enige tijd als volontair gewerkt op de secretarie van Roosendaal en zou hij al 6 à 7 jaar lid zijn van de Nationaal-Socialistische Beweging. Zijn financiële situatie bleek echter zeer zwak; hij zou diverse schulden hebben in Vught en Nieuw-Ginneken.
Op 23 augustus 1943 ontvangt de commissaris van de provincie een brief van de burgemeester van Nieuw-Ginneken:
Ten antwoord op Uw schrijven d.d. 18 dezer, Agenda nr.628, en onder terugzending van de- betreffende bijlage deel ik U mede, dat de Heer R.H. Schregardus, wonende Heusdenhoutscheweg 42, Nieuw-Ginneken, geboren is te Kampen op 1 Mei 1896 als zoon van C.A. Schregardus en Geertruida Kok. Hij is op 7 Februari 1922 te Den Bosch getrouwd met Verheijde, M.H.J.P., aldaar geboren op 10 februari 1903. Uit dat huwelijk zijn twee kinderen geboren: een dochter, (geboren te Batavaia en een zoon; sedert 25 September gevestigd in de voormalige gemeente Ginneken en Bavel, thans .Nieuw-Ginneken, waar hij niet in het politierapport voorkomt.
De gegevens, in de bijlage dezes vermeld, zijn afkomstig van den sollicitant. Bij nadere informatie kreeg ik de navolgende betrouwbare bijzonderheden te vernemen:
Betrokkene is kort na zijn huwelijk naar Ned.Indië vertrokken en heeft aldaar gediend bij het Nederlandsche Leger. Na terugkeer in Nederland is hij en dit heeft hij verzwegen- inspecteur bij de Zwitsersche Maatschappij voor levensverzekering en lijfrente te Zürich geweest, doch is daar wegens onbetrouwbaarheid aldaar ontslagen . Het hoofdkantoor van voornoemde maatschappij te Amsterdam zal U op mijn verzoek uitvoerige inlichtingen over betrokkene doen toekomen. In 1940 is hij werkzaam geweest als administratief en practisch bedrijfsleider bij de firma Ebben te Cuijk, welke firma in begin 1942 is uitgeschakeld. Als zodanig was hij werkzaam op het vliegveld te Bergen op Zoom op een salaris van fl. 7.000,-. Hij staat thans nog als uitvoerder in de telefoongids van Breda vermeld.
Van 1 October 1934 tot 3 December 1940 woonde hij in de van Voorst tot Voorststraat 19 te Vught en van 3 December 1940 tot 25 september 1941 te Bergen op Zoom.
Financieel is zijn. toestand uiterst zwak; tijdens zijn verblijf te Vught zat hij dik in de Schulden en ook in Heusdenhout schijnt hij met huishuur enz. nogal eens achterstallig te wezen.
Sollicitant deelde mij mede, dat hij, indien hij niet heel spoedig benoemd zou worden, van zijn sollicitatie af wilde zien, omdat hij het financieel het niet langer aldus kon bolwerken. Betrokkene was in zijn houding en optreden correct en gedraagt zich tegenover de omgeving fatsoenlijk.
Gezien de ervaring, opgedaan bij voornoemde levensverzekeringsmaatschappij, lijkt het me toe, dat betrokkene beschikt over de eigenschappen, vereischt voor het burgemeester ambt.
De Burgemeester van Nieuw-Ginneken,
(get.) H.C.A. Muijser
Op basis van de verkregen inlichtingen stuurt de commissaris op 10 september 1943 wederom een brief naar het U.H.E.G., waarin hij afschriften bijvoegt van de verschillende brieven met informatie die hij heeft mogen ontvangen. In deze brief maakt hij bezwaar tegen de benoeming van Schregardus en noemt hem volkomen ongeschikt. Hij vermeldt bovendien dat hij nog geen persoonlijke indruk van de man heeft, omdat Schregardus niet de moeite heeft genomen om zich persoonlijk voor te stellen. De commissaris beveelt opnieuw Antoon Coolen aan als de meest geschikte kandidaat voor de functie van burgemeester van Waalre.
Naast de inlichtingenbrieven van de burgemeesters van Vught, Breda en Nieuw-Ginneken stuurt hij ook een kopie van het strafregister van Schregardus mee. Hierin staat vermeld dat Schregardus in 1934 is veroordeeld voor wederspannigheid, waarvoor hij een boete van f 25,- of 25 dagen hechtenis kreeg. Deze veroordeling betrof verstoring van de openbare orde en verzet tegen de politie. Daarnaast was hij in Vught aangehouden als beschonken bestuurder.
Later ontvangt de commissaris ook een brief van de burgemeester van ’s-Hertogenbosch met daarin een opmerkelijke vermelding:
Verder werd mij van betrouwbare zijde medegedeeld, dat de vrouw van Schregardus het op zedelijk gebied niet erg nauw nam en destijds ongeoorloofde relaties met andere mannen onderhield. Zoo is bekend, dat Schregardus met zijn vrouw geregeld habitué’s der voormalige Sociteit Casino waren. Schregardus liet zich daar door anderen geregeld op drank tracteeren à raison waarvan degenen, die zijn consumpties betaalden, gelegenheid kregen om zich met diens vrouw te occupeeren. Genoemde vrouw mag dan ook als een weinig representatieve figuur als burgemeestersvrouw worden gekwalificeerd.
Karel Johannes Frederiks, de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken, nam de door de commissaris aangevoerde argumenten over en verwerkte deze in een brief, opgesteld in het Duits, aan de Duitse bezetter. In een brief van 20 oktober 1943 van de Reichskommissar für die besetzten Niederländischen Gebiete volgt het volgende antwoord:
De beschuldigingen die in uw bovengenoemde brief tegen de sollicitant Schregardus zijn geuit, zijn grondig onderzocht. Eerst wordt de ernstigste verdenking eruit gelicht, die Schregardus ervan beschuldigt zich te laten onderhouden ten koste van de eer van zijn vrouw. Om deze kwestie op een voor alle partijen wenselijke manier te kunnen verduidelijken, verzoek ik u de naam van uw getuige te verstrekken. Ik zou u bijzonder dankbaar zijn voor zo spoedig mogelijke bespoediging, gezien de lange tijd die al aan dit onderzoek is besteed.
Op 15 januari 1944 volgt opnieuw een brief van de Reichskommissar, waarin wordt gemeld dat de beschuldigingen tegen Schregardus zijn onderzocht. De conclusie van de brief is dat de gebeurtenissen al erg lang geleden hebben plaatsgevonden en dat Schregardus en zijn kinderen inmiddels een goede reputatie hebben opgebouwd. Uiteindelijk wordt vermeld dat Schregardus is benoemd tot burgemeester van Waalre, en dat de eedaflegging gepland staat op 17 januari 1944 in het kantoor van de regeringspresident in Apeldoorn.
Zo geschiedde: op 14 januari 1944 wordt Reinhart Hendrik Schregardus officieel benoemd tot burgemeester van Waalre, en op 17 januari 1944 legt hij de burgemeesters-eed af. Het gezin vindt echter niet direct een woning in de gemeente, waardoor de heer Schregardus tijdelijk intrekt in hotel “De Toerist”.

Aanstellingsdocument van Reinhart Hendrik Schregardus als burgemeester van Waalre (Bron: RHCE)
Op 3 februari 1944 schrijft de kersverse burgemeester een brief aan de heer Frederiks, waarin hij een tegemoetkoming in de verhuiskosten verzoekt. Hij vraagt het maximumbedrag dat daarvoor beschikbaar is en wil dat dit ingaat vanaf 19 januari, de dag waarop hij volgens eigen zeggen zijn ambt als burgemeester daadwerkelijk heeft aanvaard. Daarnaast verzoekt hij ook de maximale vergoeding voor zijn pensionkosten.
De commissaris van de provincie reageert per brief en vindt het hoogst ongebruikelijk dat er verhuiskosten worden gevraagd terwijl deze nog niet zijn gemaakt, waardoor het bedrag nog niet te bepalen is. Bovendien is hij van mening dat de maaltijdkosten slechts voor de helft vergoed hoeven te worden.
In zijn aanstellingsspeech bedankt de heer Schregardus de Rijkscommissaris, Beauftragte Dr. Thiel, districtsleider Kam. Stoetzer en iedereen die heeft meegewerkt aan zijn benoeming. Verder geeft hij aan zich meer te willen inzetten voor de W.H.N. (Winterhulp Nederland) en de N.V.D. (Nederlandse Volksdienst), organisaties die in Brabant weinig steun hebben gekregen. Daarnaast spreekt hij zijn bereidheid uit om samen te werken met de Landstand en het Nederlandse Arbeidsfront. Daarna sluit hij de speech af met het volgende:
“Het moet nu toch wel tot een ieder zijn doorgedrongen, hoe zijn standpunt overigens ook zijn moge, dat Europa valt of staat met Duitschland. Voor ons land bestaat alleen nog dan een andere toekomst, als Duitschland dezen oorlog zegenvierend beëindigd. Om dit te bereiken moet een ieder gaarne of ongaarne medewerken en daarvoor moeten alle andere belangen, óók die van de gemeente Waalre, tijdelijk wijken.”
Op 26 januari schrijft de kersverse burgemeester Schregardus brieven naar zijn collega, de burgemeester van Eindhoven, die hij aanspreekt met “kameraad”. Hij dient hierin aanvragen in voor het verkrijgen van een vuurwapen en een verlof om zich buiten de sperruren op straat te mogen bevinden. Hij sluit de brief af met de NSB-leus “Hou-zee!” Beide aanvragen worden ingewilligd, en Schregardus zou er in Waalre te pas en te onpas gebruik van maken.

Burgemeester Hubertus Adrianus (Hub) Pulles van Eindhoven. (Bron: RHCE)
Op 3 februari schrijft Schregardus een brief aan de heer Velderman, waarin hij aangeeft interesse te hebben in diens huis, Stationstraat 114 (Tegenwoordig Willibrorduslaan 40). Schregardus zou tijdens een gesprek hebben aangegeven tot vordering van het pand over te willen gaan, maar dit bleek niet nodig omdat de heer Velderman het huis vrijwillig wilde afstaan aan de burgemeester en zijn gezin. Eerder had Schregardus ook gedreigd met de vordering van het pand aan de Hieronymus Boschstraat 10. Echter, omdat dit pand werd gebruikt voor proeven in opdracht van Philips, ging deze vordering niet door, mede door bemoeienis van de fabrikant.
Voor zijn installatie als burgemeester vraagt Schregardus extra rantsoenbonnen aan bij de distributiedienst, maar hij krijgt een afwijzende brief terug. Hierop neemt hij contact op met de leider van het distributiebureau in Valkenswaard. Hoewel niet bekend is wat er precies besproken werd, krijgt de burgemeester uiteindelijk toestemming voor extra rantsoenbonnen voor suiker, koffie, taptemelk, sigaretten en sigaren, voor ongeveer 120 personen.
Op 20 maart dient Schregardus een verzoek in om een telefoonverbinding aan te laten leggen in zijn woning. Hij krijgt echter te horen dat dit alleen mogelijk is als de Duitse instanties dit beschouwen als een kwestie van krijgsbelang of levensbelang. Op 14 maart benoemt Schregardus zichzelf tot onbezoldigd ambtenaar van de burgerlijke stand, wat hem eenvoudig toegang geeft tot alle gegevens die hij nodig heeft om lijsten te maken van mannen die in aanmerking komen voor de Arbeitseinsatz.
Omdat veel mannen onderduiken om aan de tewerkstelling te ontsnappen, besluit de burgemeester, samen met zijn handlanger “Jantje Pap”, de huizen van onderduikers te doorzoeken. Tijdens deze huisbezoeken wordt er regelmatig gedreigd, en Schregardus maakt hierbij gebruik van zijn verlof om buiten de sperruren op straat te gaan, gewapend met zijn dienstwapen. Hij verschijnt soms midden in de nacht bij mensen thuis in een poging de ondergedoken personen te verrassen.
Ook Antoon Coolen ontvangt een oproep om in Zeeland te gaan werken. Hij hoort dit nieuws terwijl hij zich in het noorden van het land bevindt, en besluit daarop niet terug naar huis te keren. Wanneer de burgemeester hem niet kan vinden, legt deze beslag op de bezittingen en het huis van de heer Coolen. Zijn vrouw en kinderen komen daardoor plotseling op straat te staan. In het ruime huis van de familie Coolen wordt leeggehaald door de Sicherheitsdienst onder leiding van de kapitein Lousberg. Deze kapitein vordert met behulp van de heer Schregadus het huis aan de Lissevenlaan 5 en vestigd zich in Waalre.
Artikel over de kapitain Lousberg van de Sicherheitsdienst die zich vestigt in Waalre (Bron: Delpher)
Naast het opsporen van onderduiker gaat de burgemeester, buiten de sperruren om, illegaal jagen met zijn handlanger Jantje Pap en een vooraanstaande industrieel uit Aalst. Door dit alles maakt Schregardus zich niet geliefd onder de bevolking, die hem al snel de bijnaam “Schele Gardus” geeft.
Op 5 september 1944, tijdens de paniek onder Duitsers en NSB’ers in Nederland vanwege de snelle opmars van de geallieerden (een dag die de geschiedenis zou ingaan als “Dolle Dinsdag”), verlaten ook de Duitse militairen en NSB’ers in Waalre halsoverkop hun huizen en slaan op de vlucht, waaronder de familie Schregardus. Vlak voor en direct na de bevrijding gaan leden van de P.A.N. (Partizanen Actie Nederland) op pad om de “foute” mensen in het dorp te arresteren. Via een list weten ze kapitein Lousberg gevangen te nemen. Jantje Pap wordt pas enkele weken later opgepakt. De heer Schregardus weet echter lange tijd uit handen van justitie te blijven.

Arrestatie van Jan van de Meerakker de melkventer bijgenaamd “Jantje Pap”.
Hij was een fanatiek jager op Joden en onderduikers en was een lange tijd de meest
gehate man van de gemeente. (Bron: Waalres Erfgoed)
Na het vertrek van de NSB’ers worden hun bezittingen in beslag genomen en opgeslagen in het gemeentehuis. Een deel van deze goederen wordt herverdeeld onder bewoners die veel van hun eigendommen zijn kwijtgeraakt, en onder vluchtelingen in het dorp. Ook Antoon Coolen krijgt, als compensatie voor het verlies van zijn eigen inboedel, een deel van deze bezittingen toegewezen.
Op 9 oktober schrijft de plaatsvervangende commissaris van de Koningin van Noord-Brabant dat Schregardus per 18 september 1944, de dag dat Waalre is bevrijd, is geschorst van zijn functie als burgemeester.
Op 10 april 1945 arriveert Henriëtte Maria (Mieke), de dochter van Schregardus, samen met (op papier) haar man in hotel Tjaarda in Oranjewoud, Friesland. Een dag later komen ook vader en moeder Schregardus aan in het hotel. De bevrijding van dit gebied naderde snel, en de Duitse bezetters waren erg gespannen. Op de middag van 12 april 1945 vond er een aanhouding plaats door Duitse militairen op het kruispunt voor het hotel. Mieke stond voor het raam en keek naar het tafereel. Waarschijnlijk schrok een van de Duitse soldaten van haar verschijning voor het raam, want hij draaide zich om en schoot gericht. Mieke zakte in elkaar en stierf op de vloer van het hotel.

Slechts enkele dagen na het tragische verlies van zijn dochter werd Reinhart Hendrik Schregardus op 17 april 1945 gearresteerd door de Binnenlandse Strijdkrachten. Over zijn arrestatie verscheen direct een artikel in diverse kranten, hoewel hij daarin per abuis werd aangeduid als burgemeester van een andere gemeente, namelijk Princehagen. Enkele dagen later verscheen het volgende krantenbericht:
AALST-WAALRE
Prachtige vangst
Toen in de kranten dezer dagen het bericht verscheen dat weer een moffen-knecht, n.l. de N.S.B.’er Schregardus, in het Oosten des lands was gearresteerd, is het den meesten ontgaan, dat het hier den vroegeren burgemeester van Waalre betreft.
In den korten tijd dat hij “heerschte” en in onze gemeente de nieuwe orde trachtte in te voeren is hij er inderdaad in geslaagd zich gehaat te maken.
Vooral heeft hij zich berucht gemaakt door zijn persoonlijk ingrijpen bij het opsporen van onderduikers, die niet in Zeeland wilden gaan werken en waarbij hij zich niet ontzag zelfs van vuurwapens gebruik te maken. Hij zal zijn gerechte straf niet ontgaan.
Uit de rechtzaak tegen de heer Schegardus blijkt het volgende:
- Hij was groepsadministrateur bij de Nationaal Socialistische Beweging der Nederlanden, stamboeknummer 102965.
- Hij is werkzaam geweest bij de Nederlandsche Volksdienst als plaatselijk leider te Roosendaal en als buurtschapshoofd te Aalst-Waalre, lidmaatschapsnummer 066190.
- Hij was aangesloten bij het Nederlandsch Arbeidsfront tot 17 maart 1944.
- Hij wilde zich aanmelden als strijder tegen het Bolsjewisme, maar werd afgekeurd vanwege zijn leeftijd.
- Bij zijn aanstelling als burgemeester deed hij in zijn speech de volgende uitspraak: “Het zal duidelijk zijn dat het leidend beginsel der Nationaal Socialistische Beweging mij als richtsnoer zal dienen bij al mijn handelingen.” Hij besloot zijn rede met de woorden: “Met Mussert voor Volk en Vaderland, Hou Zee.”
- De ernstigste beschuldiging was die van hulp aan de vijand. Dit deed hij in de maanden mei en juni 1944 (voornamelijk tijdens de sperruren) samen met zijn handlanger “Jantje Pap” (de bijnaam van een beruchte NSB’er uit Waalre). Zij gingen langs huizen om mensen te zoeken die tewerkgesteld moesten worden in Zeeland. Als hij de gezochte persoon niet aantrof, gaf hij dit door aan de persoon die wel werd aangetroffen, regelmatig onder bedreiging van onder andere inbeslagname van goederen. Daarnaast had hij voor de bezetter een lijst gemaakt met namen van onderduikers en deze lijst ingestuurd naar het Duitse gezag, met de opmerking dat er zware maatregelen tegen deze personen moesten worden getroffen.
De volgende personen hebben hun getuigenis hierover afgelegd:
- Wilhelmina Maria Moonen gaf aan dat de heer Schregardus en Jantje Pap meerdere malen bij haar thuis waren geweest op zoek naar haar man. Toen zij deze de tweede keer weer niet thuis troffen, dreigden zij met inbeslagname van alles, net als bij de heer Antoon Coolen was gebeurd.
- Dit geldt ook voor Adriana Francisca Johanna Peeters, waar zij drie keer zijn geweest op zoek naar haar man. Ook hier dreigden zij met inbeslagname van goederen, zoals bij de heer Coolen.
- Bij Henrica Maria Bekkers waren zij meerdere malen in de nacht geweest. Als haar man niet voor de dag zou komen, zou alles openbaar verkocht worden en zou zij op straat worden gezet.
- Bij Theodora Jacoba Limbeek waren zij op zoek naar haar zoon en ook hier is gedreigd met inbeslagname van meubels als de zoon zich niet zou melden.
- Henrica Cornelia Maas vertelde dat zij bij haar op zoek zijn geweest naar haar man. Hierbij hebben zij een oproeping afgegeven en zijn persoonsbewijs in beslag genomen.
- Laurens Heesterbeek verklaarde dat de heer Schregardus met Jantje Pap om drie uur ’s nachts bij hem waren geweest. Zij zochten zijn zoon Wilhelmus. Toen deze kwam, hebben zij hem een oproeping gegeven en zijn persoonsbewijs in beslag genomen.
Volgens het proces (16 oktober 1946) zat de heer Schregardus al sinds 17 april 1945 in hechtenis en werd hij veroordeeld tot een hechtenis die zou eindigen op 1 januari 1950. Daarnaast werd hem ook het kiesrecht ontnomen en zou het beheer van zijn vermogen eindigen een maand na het vonnis.
Op 17 december 1948 schrijft een advocaat een brief over het achterstallige loon van de voormalige burgemeester Schregardus. Volgens het zuiveringsbesluit van oktober 1945 zou hij pas uit zijn functie zijn ontheven. Aangezien de heer Schregardus in augustus 1944 zijn laatste loon als burgemeester had ontvangen, zou er nog een achterstallige betaling zijn van september 1944 tot en met november 1945. Echter, de overheid ging hier niet mee in, omdat verwezen kon worden naar de schorsingsbrief van 9 oktober 1944.
In 1955 verschijnt er nog een brief waarin wordt aangegeven dat betrokkene (die ondertussen in Den Haag woont) heeft gesolliciteerd voor de functie van administratief ambtenaar bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. De vraag is of men bezwaar heeft tegen zijn verleden. Hierop worden zijn stukken met betrekking tot het zuiveringsbeleid gestuurd en kan betrokkene de functie gaan bekleden. Hoe het na 1955 met de heer Schregardus is verlopen, is ons tot op heden onbekend. Ook hebben we tot op heden geen foto van de man kunnen vinden. Op alle officiële documenten zoals zijn wapenverlof en zijn Ausweis ontbreken de pasfoto. Het lijkt erop dat de heer Schregardus zorgvuldig is geweest om zo min mogelijk sporen achter te laten.
Op 23 september wordt de heer Uijen door de militair commissaris opnieuw aangesteld als burgemeester van Waalre. Hij vervult deze functie tot 31 juli 1945.